De op richting

De Nationaalsocialistische Duitse Arbeiderspartij (NSDAP, Nationalsozialistische Deutsche Arbeiterpartei) was de partij die op 24 februari 1920 ontstond uit de Duitse Arbeiderspartij (DAP, Deutsche Arbeiterpartei). De NSDAP had als politieke ideologie het nationaalsocialisme, een mix van extreem nationalistische, extreem-rechtse en extreem racistische denkbeelden, met als boegbeeld Adolf Hitler. De partij kwam in 1933 in Duitsland aan de macht met behulp van propaganda die appelleerde aan het ressentiment onder de Duitse bevolking en door terreur tegen en intimidatie van politieke tegenstanders. Tot de eerste regeringsdaden behoorden de beknotting van de vrijheid van meningsuiting en het verbieden van andere politieke partijen.

De weimarrepubliek Politieke partijen bestaan in Duitsland sinds de jaren 1860. In de Weimarrepubliek hadden ze niet alleen invloed op de wetgeving, maar bepaalden ook de samenstelling van de regeringen. Affiche van de SPD met betrekking tot het algemeen kiesrecht ook voor vrouwen, 1919. De SPD was van 1912 tot 1932 de partij met de meeste afgevaardigden in de Rijksdag. De grote partijen Zentrum, sociaaldemocraten (SPD) en de twee liberale partijen uit het Keizerrijk bleven bestaan, zij het onder andere namen (de links-liberalen van de FVP werden de DDP, de rechts-liberalen van de Nationaalliberale Partij de DVP). De twee conservatieve partijen gingen op in de Deutschnationale Volkspartei. Zij nam de rol van een gematigd-rechtse systeempartij niet aan en vocht tegen de republiek, vooral onder haar voorzitter Alfred Hugenberg (sinds 1928). Gematigde conservatieven verlieten de partij (Konservative Volkspartei) maar konden geen noemenswaardige aanhang verwerven. De SPD verloor veel leden en kiezers aan de radicale USPD van 1917, vooral in de verkiezingen van 1920. De USPD viel al in 1922 in twee groepen uit elkaar, naar aanleiding van de vraag of de partij de gewelddadige ontwikkeling in Sovjet-Rusland moest aanvaarden. De gematigden gingen terug naar de SPD, de radicalen naar de Kommunistische Partei Deutschlands, die pas daardoor een echte massa-aanhang kreeg.

Van DAP naar NSDAP

Hitler bedacht in deze beginjaren verscheidene veranderingen voor de DAP om die onder een bredere groep kiezers populair te maken en transformeerde die aldus tot de NSDAP. Een van de veranderingen die Hitler suggereerde was de toevoeging van het woord 'socialist' aan de naam van de partij. Hitler was altijd tegen marxistische ideeën (zoals het concept van de klassenstrijd) als zodanig geweest (zo stelde hij dat de klassenstrijd de Duitsers onnodig tegen elkaar uitspeelde) maar moest toch erkennen dat socialisme een populaire filosofie was na de Wereldoorlog. Dit toonde zich zeer in de groei van de Duitse Sociaal Democratische partij (SPD). Daarom herdefinieerde Hitler socialisme door er 'Nationaal' voor te plaatsen. Maar Hitler was alleen te vinden voor 'gelijkheid' voor wie 'Duits bloed' had. Joden en buitenlanders hadden geen rechten en immigratie van niet-Duitsers zou moeten stoppen.

hakenkruis

Verder wenste Hitler een pakkend en direct herkenbaar symbool voor de partij: de NSDAP hees in de zomer van 1920 voor het eerst een hakenkruisvlag. Dit teken was al eerder gebruikt door eerdere Duitse nationalistische "völkische" bewegingen (waaronder het Thule-Gesellschaft een van de vele Beierse rechts-extreme en racistische partijen waar Hitler veel van zijn gedachtegoed en 'nationaalsocialistische-symbolen' aan ontleende), die het als symbool van hun "Arische" identiteit gingen beschouwen, een concept dat door theoretici als Alfred Rosenberg gelijkgesteld zou worden met een Noords 'meesterras' dat, volgens hem, in het noorden van Europa moest zijn ontstaan. Hitler en zijn aanhangers waren zo enthousiast over hun nieuwe vaandel met het oude "Germaanse" motief dat "de uitwerking ervan was als de uitwerking van een brand." In deze beginjaren werd er nog geëxperimenteerd met verschillende soorten hakenkruisen en op foto's en illustraties uit deze periode zijn dan ook verschillende varianten te zien van het nazisymbool. De later zo bekende vlag van nazi-Duitsland werd pas halverwege de jaren 20 door Hitler persoonlijk ontworpen. Hij zette een zwart rechtswijzend hakenkruis in een witte cirkel op een felrode achtergrond, naar de kleuren van de vlag van het Duitse Keizerrijk (zwart-wit-rood). Het kruis werd door Hitler een achtste slag gedraaid, om het vernieuwende van zijn nationaalsocialisme te accentueren. Verder stroomlijnden Hitler en zijn adviseurs het partijprogramma en reeds vanaf de begintijd richtte de NSDAP zich vooral op de volgende punten: Verheerlijking van het autoritaire 'leidersprincipe' (zoals ook in het fascisme tentoongespreid oftewel een dictatuur), afkeer van de democratie en dus ook vernietiging van de Weimardemocratie Militarisme Revanchisme (revanche op de oude vijanden) Antisemitisme Herziening van het Verdrag van Versailles en met name de teruggave van de gebieden die Duitsland volgens dit verdrag had moeten afstaan en ook de afgesproken herstelbetalingen aan de geallieerde winnaars van de Wereldoorlog zouden moeten stoppen. afkeer van het bolsjewisme, maar toch een sterk socialistisch geïnspireerd economisch programma en een overnemen van "socialistische" symboliek; tegelijkertijd werden communisten/socialisten aangemerkt als doodsvijanden. De 'ordehandhaving' werd geregeld door de 'Sturmabteilung' (afgekort SA), van oorsprong een groep uitsmijters die tegenstanders van de nazi's weerden van partijvergaderingen. Al snel, naarmate de SA meer leden kreeg, werden er knokploegen gevormd die ideologische tegenstanders (voornamelijk socialisten en communisten) op straat te lijf gingen. Als eigen mediablad had de partij de Völkischer Beobachter.

De periode 1922-1929

Hitler had al aan het begin van de jaren twintig een groep medestanders en vertrouwelingen rond zich verzameld waarvan de belangrijkere waren: Joseph Goebbels, leider van de propaganda Hermann Göring, een goede organisator die bovendien vele nuttige contacten had in het leger en de Duitse aristocratische en economische elite. Heinrich Himmler, de leider van de SS Ernst Röhm, de man achter de paramilitaire SA Alfred Rosenberg, de theoreticus Julius Streicher, bekend vanwege zijn antisemitisme en medeoprichter van de anti-joodse Deutsch-Sozialistische Partei

Het ledental van de partij groeide van 20.000 in 1922 uit tot meer dan 50.000 in het crisisjaar 1923, in die tijd vooral bestaande uit mensen van de arbeidersklasse. De partij was echter ook een onderkomen voor oud-legerofficieren en andere conservatieven. Samen met Ernst Röhm kwam Hitler op het idee om een eigen reserveleger te bouwen waarbij de contacten en expertise van de vroegere legerofficieren goed van pas zouden komen. De achterliggende gedachte was de kwakkelende economie die wellicht zou leiden tot een algemene ineenstorting van het land en collaboratie van het eigenlijke leger met de "vijanden van het Duitse volk". Hitler wilde daar een eigen volksleger tegenover stellen. Vanaf toen werd de SA uitgebouwd tot dit volksleger en tegen 1933 telde dit reserveleger zelfs 400.000 leden, meer dan het reguliere Duitse leger. Ook werd er voor de partijtop een lijfwacht opgericht. Dit was de Schutzstaffel (beter bekend onder de later beruchte afkorting SS). Door het drukken van enorme hoeveelheden geld trachtte de Duitse overheid de inflatie, die begin jaren 20 het Duitse leven beheerste, in de kiem te smoren. Dit liep echter uit op een fiasco en de NSDAP rook haar kans. Door middel van een putsch, bekend als de Bierkellerputsch, probeerde ze op 9 november 1923 de macht in Beieren over te nemen. Het ondoordachte plan was om zo een kettingreactie van revoluties in andere deelstaten te veroorzaken waarna ten slotte Berlijn voor het grijpen zou liggen. Na een hevige strijd werden Hitler en consorten echter gearresteerd en op 26 maart berecht. De rechtszaak liep echter uit op een overwinning voor de nazi's, omdat Hitler heimelijk veel steun onder zijn berechters had. Hoewel Hitler werd veroordeeld tot een vijf jaar durende gevangenisstraf - in de luxegevangenis van Landsberg - wist hij bij het proces dermate veel publiciteit te trekken, dat het ook wel als een zege voor de nazi's wordt gezien. Hitlers straf werd na één jaar beëindigd en hij was weer een vrij man. Hij schreef tijdens zijn gevangenschap Mein Kampf, de 'bijbel' van het nationaalsocialisme. De NSDAP en haar Noord-Duitse bondgenoten hadden vlak na de Bierkellerputsch een opleving beleefd in de verkiezingen, maar zakten nadien weer langzaam weg tot ze in 1928 slechts circa twee procent van de stemmen verwierven. Hitler richtte zich echter op consolidatie en herorganisatie, en vormde de beweging om van een lokale Zuid-Duitse partij tot een landelijke partij. Het ledental nam toe tot ruim 100.000 in 1929. Ook splitste Hitler zijn NSDAP in twee afdelingen, aangeduid als PO-I en PO-II. PO was een afkorting voor politieke organisatie. PO-I had tot taak de ondermijning en omverwerping van de Weimar-republiek. PO-II hield zich bezig met het vormen van een nieuwe staatsinrichting. Hiervoor bezat het zelfs afdelingen die als ministeries trachtten te functioneren. Ook de indeling in Gaue was afkomstig van PO-II. Zowel voor als na de doorbraak waren er regio's in Duitsland waar de NSDAP populairder was dan in anderen. Traditioneel deed de NSDAP het het beste in bakermat Beieren en dan met name het Frankenland. Ook in Oost-Pruisen en andere oostelijke gebieden van de deelstaat Pruisen had de partij veel aanhang onder de conservatieve bevolking en landjonkers. Nadien brak de partij eveneens door in Noord-Duitsland, waar de boeren het al vóór de ineenstorting van 1929 moeilijk hadden, en nadien in Thüringen waar de crisis de nijverheid hard trof. De NSDAP had het moeilijker in de steden, met name in Berlijn en Hamburg waar veel links stemmende arbeiders woonden. Ook in het Rijnland, katholiek, verstedelijkt en in veel opzichten het minst Pruisische deel van Pruisen, drong de partij trager door. In deze tijd tekenden zich tevens de eerste interne conflicten binnen de partij zelf af: tussen de politieke partijleiding van de NSDAP, vertegenwoordigd door Hitler, en de paramilitaire afdeling van de NSDAP, de SA, vertegenwoordigd door Röhm, die echter altijd binnenskamers werden gehouden. Röhm was voorstander van een meer 'socialistisch' Duitsland en wilde de macht van de banken en grootindustriëlen inperken, terwijl Hitler daar niets voor voelde: hij had in deze begintijd van de partij de, vooral financiële, steun van de zakenwereld nog hard nodig. Ook erkende Röhm Hitler niet als de opperste leider van de partij en zag zichzelf als op zijn minst gelijkwaardig aan Hitler. In 1927 ontmoette Emil Kirdorf, een invloedrijke industrieel, Hitler en stelde hem op de hoogte van de bezorgdheid van andere fabrieksdirecteuren en grootkapitalisten voor de 'socialistische' programmapunten van de NSDAP die vooral Röhm propageerde. Hitler stelde hem echter gerust en zei dat de socialistische punten van de NSDAP nooit ten uitvoer zouden worden gebracht. Om dit te bevestigen schreef Hitler de privémemo Der Weg zum Wiederaufstieg als pamflet en verdeelde deze onder zijn financierders. Röhm moest uiteindelijk toch het hoofd buigen voor Hitler en vertrok tijdelijk naar Bolivia. Tot 1929 was de NSDAP een kleine partij die nog niet veel invloed had in de Duitse politiek. Dit veranderde echter toen de aanhoudende economische recessie Duitsland trof. Grote delen van de bevolking zochten een houvast in deze rumoerige tijden; Hitler haakte hierop in en beloofde orde op zaken te stellen. Hitler, en zijn propagandaleider Goebbels, zagen als een van de eerste politici de mogelijkheden die de moderne media bieden om het publiek te bereiken en te beïnvloeden. Ook reisde Hitler heel Beieren af voor toespraken en later gebruikte hij zelfs veelvuldig het vliegtuig om op dezelfde dag meerdere toespraken te houden in ver uiteen liggende delen van het land. Via steeds groeiende en strak geregisseerde massabijeenkomsten in onder andere Neurenberg sprak Hitler de bevolking toe en het ledental groeide immens. De NSDAP kon zich profileren als de enige partij die niets te verwijten viel, omdat ze immers nooit aan een regering deelgenomen had. Vanaf oktober 1929 was dan ook een duidelijke opmars van de NSDAP in de deelstaatparlementen te bespeuren, voor het eerst ook buiten Zuid-Duitsland en Beieren. In Baden werd 7% van de stemmen gehaald, in Lübeck 8%. In Thüringen namen de nazi's voor het eerst deel aan een deelstaatregering, hiertoe uitgenodigd door de andere partijen die een cordon sanitaire tegen de communisten in stand hielden. Dit werd een fiasco, maar de opmars zette zich voort. Toen in 1930 nieuwe verkiezingen werden uitgeschreven voor de Rijksdag, voorspelden de nazi's een reuzenzege.

De periode 1930-1933

In september 1930 haalde de partij bij de verkiezingen voor de Rijksdag 6,4 miljoen stemmen en werd zo de tweede partij van Duitsland, met 107 van de 577 zetels. Ondertussen kwakkelde de economie nog altijd. Tijdens de verkiezingen voor een nieuwe rijkspresident van 1932 verloor Hitler het van regerend president Paul von Hindenburg, maar door de parlementsverkiezingen van dat jaar werd de NSDAP wel de grootste partij van Duitsland met 230 zetels. Er hadden 14 miljoen mensen op ze gestemd, maar Von Hindenburg weigerde Hitler te benoemen als rijkskanselier; hij wantrouwde hem en had een lage dunk van "deze kleine korporaal en mislukte kunstenaar" zoals Hindenburg Hitler betitelde. Ook zat de partij met een ander probleem: door de voortdurende verkiezingscampagnes was de partij bijna failliet. Verder had de partij haar maximale draagvlak bereikt. De aanhang was nu zo divers geworden dat het moeilijk was een koers te kiezen zonder een deel van die aanhang van de NSDAP te vervreemden. De achterban nam het Hitler bovendien kwalijk dat hij geen regeringspost wilde accepteren (Hitler wilde alleen als rijkskanselier aan een kabinet meewerken) en dus "helemaal niets deed". De bevolking begon "Hitler-moe" te worden.

Bij de verkiezingen van november 1932 verloor de NSDAP dan ook 4%, en leverde 34 zetels in. Toch wilden veel zakenlieden en conservatieve politici nog met Hitler praten (zoals de voormalige rijkskanselier Franz von Papen). Zij zetten Hindenburg onder druk om Hitler toch een regering te laten vormen. Het alternatief, een linkse regering bestaande uit communisten en socialisten zou in hun ogen hun belangen te zeer schaden, en Hitler zou hun smalle machtsbasis kunnen verbreden. Ze meenden dat ze hem konden "temmen" door Hitler wel toe te staan om rijkskanselier te worden maar zijn kabinet te vullen met meest niet-NSDAP-ministers. Ook betaalden de zakenlieden de schulden van de partij zodat ze weer volop aan de voortdurende verkiezingsstrijd kon meedoen. De NSDAP deed er ondertussen alles aan om de tegenslag van de recente verkiezingsnederlaag te overwinnen: in de regionale verkiezingen voor het ministaatje Lippe werd alles wat men aan propagandamiddelen had uit de kast gehaald. De bescheiden overwinning die vervolgens behaald werd buitte men uit om de positie in de landelijke formatiebesprekingen te versterken: het tij was weer gekeerd en de nazi's waren weer in opmars. Op 30 januari 1933 werd Hitler dan eindelijk toch door Von Hindenburg aangewezen om een regering te vormen met Hitler zelf als rijkskanselier. De partijen in het nieuwe kabinet bestonden uiteindelijk uit een coalitie tussen de NSDAP, de Duitse Nationale Volkspartij (DNVP) en enkele partijlozen uit het voorgaande kabinet-Schleicher.

Hitlers alleenheerschappij

Er werd besloten tot de totale verwijdering van de Joden uit de samenleving. Dit werd vastgelegd op 15 september 1935 in de Rassenwetten van Neurenberg, waarin precies werd omschreven wat Joods was. Alle Joden werden hun burgerrechten ontnomen. De voortdurende pesterijen verliepen cyclisch: geweld van beneden (met name de SA) werd door de partij aangemoedigd. Daarna volgde escalatie van het geweld, waarna de regering tussenbeide kwam. Het eind van het liedje was een verdere verscherping van antisemitische maatregelen "om de radicalen tevreden te stellen". Dit proces herhaalde zich telkens weer en culmineerde in de Kristallnacht en ten slotte in de massale Jodenvervolgingen. Na 1937 ontsloeg Hitler acht van de twaalf ministers en verenigde hun voormalige functies en bevoegdheden met zijn eigen functie als Führer. Göring, Goebbels, Frick en Darré bleven over. In 1938 werd de politiek door de Blomberg-Fritschaffaire opgeschrikt. De minister van defensie, Werner von Blomberg, zou getrouwd zijn met een ex-prostituee. Diens beoogde opvolger, Werner von Fritsch, zou homoseksueel zijn en zich met een schandknaap hebben ingelaten. Blomberg viel en sleepte Fritsch onbedoeld mee in zijn val, waardoor een aantal kritische kopstukken in het leger op een zijspoor konden worden gezet ten gunste van personen als Wilhelm Keitel en Walther von Brauchitsch die de nazi's beter ter wille waren. Vanaf dit moment zou ook het leger, het laatste niet-genazificeerde instituut in Duitsland, onder NSDAP-controle vallen. De indeling van de gouwen in 1926, 1928, 1933, 1937, 1939 en 1943 deelstaatregeringen werden genazificeerd, machteloos gemaakt en ten slotte opgeheven. Daarentegen werd de NSDAP-indeling in Gaue belangrijker. De Gaue waren genoemd naar de oude provincies in het Frankische rijk, gouwen. Aan het hoofd van iedere Gau stond een Gauleiter, die aan het hoofd van het lokale partijapparaat stond. Met name de Gauleiters in de na 1939 toegevoegde oostelijke gebieden (onder andere Wartheland en Danzig) konden een grote macht opbouwen. De alleenheerschappij en willekeur van Hitler vierde hoogtij. Goede voorbeelden hiervan waren de Kristallnacht, de Reichskulturkammer waarin alleen kunst werd toegestaan die naar de smaak van Hitler was en de boekenverbranding van "geschriften van Duitse volksvijanden". Deze alleenheerschappij duurde tot de capitulatie van Duitsland in 1945 waarbij ook de partij haar heerschappij verloor. Einde van de partij De Tweede Wereldoorlog bracht uiteindelijk de volledige vernietiging van de nazidictatuur, die zich had voorzien van de benaming Derde Rijk, en de bezetting van Duitsland en Oostenrijk door troepen van de geallieerden die werd vastgelegd in het Verdrag van Potsdam. Door de vereenzelviging van de NSDAP met het Derde Rijk betekende de militaire en politieke ineenstorting ook de vernietiging van de NSDAP. Hogere partijfunctionarissen pleegden, evenals hun leider Hitler, zelfmoord, vochten zich dood, vluchtten of werden gearresteerd. De lagere en middenkaders van de partij vernietigden hun partijkaart en alles wat hen met de NSDAP associeerde, en probeerden in de Duitse maatschappij te verdwijnen. De meesten is dit inderdaad gelukt, en ook een aantal van oorlogsmisdaden verdachte personen wist soms zelfs tot hun dood aan arrestatie en berechting te ontkomen, soms zelfs in gerespecteerde functies. De overblijvende kopstukken, onder andere de Flensburgregering, voelden zich niet meer geroepen een verloren oorlog te blijven strijden. Door Hitlers dood zagen ze zich bovendien ontslagen van hun persoonlijke eed van trouw. Na 1945 denazificatie In de geallieerde bezettingszones werd een proces van denazificatie in gang gezet, en de NSDAP werd tot een illegale criminele organisatie verklaard. De denazificatie ondervond weinig weerstand. Pogingen om een ondergrondse nazipartij op te richten of verzet te plegen (onder andere de Weerwolven) werden snel verijdeld of strandden door een gebrek aan steun van de bevolking. De Duitsers hadden, kortweg, genoeg van de NSDAP. De meeste Duitsers kwamen tot de conclusie dat de 12-jarige heerschappij van de NSDAP hun uiteindelijk weinig goeds had opgeleverd: ze waren in een zinloze oorlog gestort waarin het grootste deel van de infrastructuur, industrie en bijna alle grote steden verwoest waren. Bovendien was een groot deel van de dienstplichtige generatie omgekomen aan de oorlogsfronten en ook een groot aantal burgerslachtoffers aan het thuisfront. Ten slotte was een groot deel van de oostelijke Duitse gebieden geannexeerd door Polen en de Sovjet-Unie waarbij de inheemse Duitsers verdreven werden. En ook had de bloedige nazidictatuur de Duitse reputatie flink naar beneden gehaald: het land van de Denker und Dichter was nu het land van een van de meest rigide en sadistische dictaturen uit de Europese geschiedenis en de organisator van een van de grootste genocides uit de wereldgeschiedenis. De NSDAP en al haar dochterorganisaties werden in 1945 door de geallieerden als misdadige organisatie verboden en ontbonden verklaard[3] en haar vermogen werd in beslag genomen. In 1949 werd in de toen ontstane Bondsrepubliek Duitsland ("West-Duitsland") en de DDR ("Oost-Duitsland") alle propaganda voor de partij in geschrift, woord of symbool verboden. Tegen de tijd dat in 1949 het politieke leven in het bezette Duitsland zich hervatte, was het nazisme zo goed als verdwenen. Ook in de bezettingszone van de Sovjet-Unie verdween de NSDAP, daar de communisten en hun Russische broodheren nazi's en voormalige nazikopstukken te vuur en te zwaard vervolgden. Een van de verwijten van de Sovjet-Unie en Oost-Duitsland aan het westen was dat men niet zou optreden tegen voormalige nazi's of hen te zacht zou behandelen; overigens hadden ook veel personen in de westerse wereld deze mening.

Extra informatie